De gevolgen van de nieuwe wet Auteurscontractenrecht voor de beroepspraktijk

Blog Het Recht NL
Gepubliceerd: 5 augustus 2015
Onder redactie van Mr. Kitty van Boven

portret van Carrie Boergonje“Bent u fotograaf, journalist of artiest? Dan kunt u vanaf 1 juli 2015 een hogere vergoeding claimen als uw werk een onverwacht groot succes wordt. Dat is een van de veranderingen in het auteurscontractenrecht die de positie van makers moet versterken”, zo kopt de website van de Rijksoverheid. Dat klinkt veelbelovend, maar wat betekent het nu eigenlijk voor de praktijk?

De nieuwe wet Auteurscontractenrecht is per 1 juli 2015 in werking getreden.[1] Het doel van het Auteurscontractenrecht is het versterken van de contractuele positie van makers ten opzichte van exploitanten. De belangrijkste wijzigingen voor de praktijk zal ik hieronder bespreken.

Exploitatieovereenkomst; billijke vergoeding

De Auteurswet wordt met de introductie van de nieuwe wet uitgebreid met een apart hoofdstuk ‘de exploitatieovereenkomst’. Overeenkomsten afgesloten door makers met een exploitant waarbij de exploitatie van een werk centraal staat worden in dit hoofdstuk gereguleerd.
De maker krijgt de bevoegdheid om een ‘billijke vergoeding’ te bedingen in de exploitatieovereenkomst. Die billijke vergoeding kan door de overheid per branche worden vastgesteld zodat er op termijn richtlijnen ontstaan.[2]

view counter

Bestsellerbepaling

Naast de vastgestelde ‘billijke vergoeding’ bevat het auteurscontractenrecht ook een ‘bestsellerbepaling’ die inhoudt dat er een aanvullende vergoeding aan de maker moet worden betaald wanneer de exploitatie van het werk meer succesvol blijkt dan aanvankelijk gedacht.[3] Er moet dan een ‘ernstige onevenredigheid in verhouding tot de opbrengst en exploitatie van het werk’ zijn.

Ontbinden en vernietigen

De maker krijgt een wettelijke bevoegdheid om de exploitatieovereenkomst te ontbinden wanneer de exploitant het werk niet binnen redelijke termijn en in voldoende mate exploiteert. (Use it or lose it bepaling).
Daarbij kunnen onredelijk bezwarende bedingen in de overeenkomst worden vernietigd. Het persbericht van de Eerste Kamer noemt als voorbeeld de situatie waarbij de maker wordt verplicht al zijn toekomstige werken ook over te dragen aan de exploitant, bijvoorbeeld een uitgever. Ook gevallen waarbij een onredelijke lange of onvoldoende bepaalde exploitatietermijn is overeengekomen kunnen onder de nieuwe wetgeving worden vernietigd.[4]

Geschillencommissie

De minister kan een geschillencommissie aanwijzen die geschillen kan beoordelen tussen de maker en exploitant.[5] In plaats van een directe gang naar de rechter kan deze geschillencommissie fungeren als tussenweg. Indien partijen het niet eens zijn over de uitkomst van het advies van de geschillencommissie, dan kunnen zij alsnog –binnen 3 maanden na het advies- een gang naar de rechter maken om het geschil daar voor te leggen.

Dwingend recht

De bepalingen zijn van dwingend recht, wat inhoudt dat hier niet (contractueel) door partijen van kan worden afgeweken.
Alle nieuwe bepalingen gelden voor overeenkomsten die gesloten zijn na 1 juli 2015. Daarnaast heeft de wetgever bepaald dat de ‘non-usus’ bepaling en het recht om onredelijk bezwarende bedingen te vernietigen ook zal gelden voor overeenkomsten die gesloten zijn voor 1 juli 2015.
Makers hebben nu dus al de mogelijkheid hun exploitatieovereenkomsten (deels) te vernietigen op basis van de non-usus bepaling of wegens de aanwezigheid van een onredelijk bezwarend beding.

Noot

Het klinkt allemaal veelbelovend. De positie van makers, die vaak de underdog zijn in relatie tot grote exploitanten, zal moeten gaan verbeteren bij het aangaan van exploitatieovereenkomsten. Of dat in de praktijk ook zal gaan werken moet echter nog worden afgewacht. Er is nog geen invulling van veel ‘open’ bepalingen, zoals bijvoorbeeld het begrip ‘billijke vergoeding’. Wat een billijke vergoeding is zal dus nog moeten worden bepaald in onder meer de jurisprudentie.
Ook heeft de speciale commissie nog geen advies afgegeven over de redelijkheid van bepaalde tarieven voor categorieën makers. Wellicht dat dat al zorgt voor een meer werkbaar instrument om aan de hand daarvan een ‘billijke vergoeding’ te kunnen bepalen voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken. Naast die billijke vergoeding blijft natuurlijk de persoonlijke vrijheid van de maker bestaan om zelf tarieven vast te stellen voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken.

Wat prettig is, is dat makers met overeenkomsten van voor 1 juli 2015 al enige verbetering van hun positie kunnen bevorderen door onredelijk bezwarende bedingen te vernietigen. Het zal echter ook nog moeten blijken in welke gevallen iets daadwerkelijk dusdanig ‘onredelijk bezwarend’ is voor de maker dat het de vernietiging van een bepaling daadwerkelijk rechtvaardigt.

De praktijk, en daarmee ook de jurisprudentie, zal moeten uitwijzen of het auteurscontractenrecht de positie van makers daadwerkelijk gaat versterken.

[1] Kijk voor de tekst van de nieuwe wet op: www.eerstekamer.nl/behandeling/20150630/publicatie_wet_2/document3/f=/vjv6lzvycuzr.pdf

[2] Artikel 25 c

[3] Zie artikel 25d

[4] Artikel 25f

[5] Artikel 25g

view counter