Muziek

Elk portret van Anton Corbijn is een ontmoeting

Recensie
Gepubliceerd: 1 mei 2015

Anton Corbijn neemt een aparte plaats in binnen de Nederlandse fotografie. En als eigenzinnig fotograaf van popmuzikanten hoort hij ook al vele jaren tot de absolute wereldtop. Zijn 60ste verjaardag is aangegrepen voor een grote overzichtstentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum waar tot en met 21 juni onder de titel Hollands Deep werk van de afgelopen vier decennia te zien is.

De kloeke catalogus die bij gelegenheid daarvan werd uitgebracht door Schirmer/Mosel geeft een mooie selectie te zien. Onwillekeurig dringt zich de vergelijking op met famouz, Corbijns bejubelde eerste fotoboek waarmee hij in 1989 internationaal naam maakte. Prachtig alleen al hoe dat boek opent met een woest abstract portret dat Don Van Vliet alias Captain Beefheart met oliekrijt van Corbijn maakte. Natuurlijk, Corbijns grandioze fotoportret van de Captain in de Mojavewoestijn is ook opgenomen in Hollands Deep maar anders dan in famouz krijgt hij geen mooie witte lege bladzijde naast zich maar - veel minder aansprekend - het portret van een andere artiest, Joe Cocker, in Scheveningen, 1979.

Claude Vanheye en Frits Gerritsen

Famous popstars in Amsterdam

Een fotograaf zei me eens dat een portret pas interessant is als je aan de geportretteerde kunt zien hoe hij of zij geleefd heeft, wat voor vak ze hebben, wat voor mens ze zijn. En net als bij een echte ontmoeting weet je, als je naar een portret kijkt, meteen of je iemand mooi of aardig vindt. De foto kan ook intrigerend zijn door de omgeving om iemand heen, en, als we meer informatie krijgen, zeg maar een verhaal erbij, zijn we geneigd milder te oordelen en meer belangstelling op te brengen. Maar vind je een foto ook goed omdat er een beroemde popstar op staat?

In een rommelwinkeltje in de Jordaan zag ik een foto van een jongen met afro-kapsel, en een keurig jasje met dubbele rij knopen. Leuke foto, in zwart-wit, genomen daar in de buurt bij de Lauriergracht, op de hoek van een straatje vol met geparkeerde auto’s langs het smalle trottoir. Aan die auto’s zie je dat het een foto van jaren geleden is, en eigenlijk ook wel aan de wat verlegen kijkende jongeman, in wie je de heel jonge en toen nog onbekende Michael Jackson kunt herkennen.

Paul Bergen

Het is 9 juni 2012. Uit een kasteelkelder in Woerden klinkt muziek. Initiator Hans van Ommeren had het mij al gezegd, hier móet je naar toe. De tentoonstelling blijkt al te zijn geopend, ik was laat. Binnen loop ik, inmiddels met een koel glas in de hand, door de gewelven. Tussen rijen jazzmusici door: Art Blakey, Isaac Hayes, Lionel Hampton, Roy Hargrove. Groot afgedrukte portretten, reminders aan indrukwekkende concerten. Aan het einde van het rondlopende gewelf onder Kasteel Woerden staan enkele musici, ditmaal dus niet hangend en vooral levend, ik herken het aan de noten: Blue 'Trane. Het Ruud Breuls/Simon Rigter kwintet, de pianist is vervangen door een werkelijk geniale gitarist. Daar sta ik dan, één groot oor, een jazzfreak in het Nirwana...

Plotseling verschijnt Hans van Ommeren voor mij. “Ik stel je even voor aan Paul Bergen.” Terug langs die eindeloze rij indrukwekkende portretten, langs het bewonderend publiek. ik neem mij voor direct een interview vast te leggen. Er staat iemand die er niet uitziet als een Exposerend Kunstenaar maar gewoon als een aardige jongen, zoals je die wel eens in de pauze bij een jazzconcert tegenkomt, heel gewoontjes gekleed. “Dit is Paul.” Wij spreken meteen af om in de week erop het interview te houden.