Op 3 april 2015 heeft de Hoge Raad in de zaak Geen Stijl vs Sanoma over de uitgelekte naaktfoto’s van Britt Dekker tussenarrest gewezen.
Deze zaak is om een aantal redenen interessant, maar vooral omdat de foto’s getoond werden door middel van een hyperlink. In eerdere jurisprudentie is steeds bevestigd dat het plaatsen van een hyperlink geen nieuwe openbaarmaking oplevert. De vraag die hier speelt is of dat ook het geval is wanneer het gaat om het gaan om onrechtmatige content. Dus, wanneer een hyperlink wordt geplaatst naar een artikel, film of foto’s die niet met toestemming van de rechthebbende op de bronwebsite is openbaar gemaakt is dat dan onrechtmatig?
De Hoge Raad maakt gebruik van de mogelijkheid om prejudiciële vragen voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie alvorens een eindarrest te wijzen.
Het betreft de volgende vragen:
- 1.a Is sprake van een ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van art. 3 lid 1 van Richtlijn 2001/29 wanneer een ander dan de auteursrechthebbende door middel van een hyperlink op een door hem beheerde website verwijst naar een door een derde beheerde, voor het algemene internetpubliek toegankelijke website, waarop het werk zonder toestemming van de rechthebbende beschikbaar is gesteld?
- 1.b Maakt het daarbij verschil of het werk ook anderszins niet eerder met toestemming van de rechthebbende aan het publiek is medegedeeld?
- 1.c Is van belang of de ‘hyperlinker’ op de hoogte is of behoort te zijn van het ontbreken van toestemming van de rechthebbende voor de plaatsing van het werk op de bij 1.a genoemde website van de derde en, in voorkomend geval, van de omstandigheid dat het werk ook anderszins niet eerder met toestemming van de rechthebbende aan het publiek is medegedeeld?
- 2.a Indien het antwoord op vraag 1.a ontkennend luidt: is in dat geval wél sprake van een mededeling aan het publiek, of kan daarvan sprake zijn, indien de website waarnaar de hyperlink verwijst, en daarmee het werk, voor het algemene internetpubliek weliswaar vindbaar is, maar niet eenvoudig, zodat het plaatsen van de hyperlink het vinden van het werk in hoge mate faciliteert?
- 2.b Is bij de beantwoording van vraag 2.a van belang of de ‘hyperlinker’ op de hoogte is of behoort te zijn van de omstandigheid dat de website waarnaar de hyperlink verwijst voor het algemene internetpubliek niet eenvoudig vindbaar is?
- 3. Zijn er andere omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden bij beantwoording van de vraag of sprake is van een mededeling aan het publiek indien door middel van een hyperlink toegang wordt verschaft tot een werk dat niet eerder met toestemming van de rechthebbende aan het publiek is medegedeeld?
De antwoorden op deze vragen zien we met belangstelling tegemoet omdat die uiteraard ook relevant zijn in andere zaken.
Het arrest is te lezen op uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2015:841