Buma is veroordeeld tot het betalen van een hogere vergoeding aan componist van de Eftelingmuziek

Blog Het Recht NL
Gepubliceerd: 22 september 2020
Onder redactie van Mr. Kitty van Boven

afbeelding 28Op 14 juli 2020 heeft het gerechtshof Amsterdam arrest gewezen in de langlopende zaak tussen Hartveldt (de componist) en Buma.[1] In deze bijdrage wil ik dit arrest kort bespreken.

Laat ik beginnen met de feiten. In 2004 kreeg Hartveldt de opdracht om de Eftelingmuziek te componeren aangeboden o.a. vanwege zijn eerdere werk voor Toverland, een ander themapark. Hartveldt zou daarvoor een vergoeding krijgen van € 40.000 euro. Omdat het veel werk zou worden en omdat hij ook kosten zou moeten maken overlegt hij met Buma. Naast de vergoeding voor de opdracht heeft hij namelijk recht op een vergoeding voor het ten gehore brengen van zijn muziek. In Nederland wordt deze vergoeding door Buma geïncasseerd, en vervolgens uitbetaald aan de muzikant. Buma zou hem hebben gezegd dat dit een lucratieve opdracht zou zijn, althans dat vertelt hij in een recent interview aan de Volkskrant. ‘Elk jaar komen er miljoenen bezoekers in de Efteling. Jaar in jaar uit zal zijn muziek daar klinken. Het is een riante pensioenvoorziening.’[2]

view counter

Hartveldt heeft de opdracht uiteindelijk dus geaccepteerd en de muziek gecomponeerd. De Efteling heeft de muziek ruim tien jaar afgespeeld, op de parkeerplaats, bij de ingang en in het park.

Hartveldt krijgt twee jaar na het aanleveren van de muziek zijn eerste afrekening van Buma. Deze afrekening bedraagt € 198,=. Dit is het begin van een jarenlange juridische strijd tussen Hartveldt en Buma.

De kern van de discussie is of Buma al dan niet zijn belangen goed heeft behartigd en dan met name of zij haar (tarief)beleid juist heeft toegepast.

Bij de licentieverlening aan de Efteling is Buma uitgegaan van het tarief voor achtergrondmuziek. Het hof overweegt dat ‘achtergrondmuziek (…) door Buma zelf gehanteerde definitie en overeenkomstig de taalkundige betekenis daarvan – is muziek die niet op een op de voorgrond tredend geluidsniveau ten gehore wordt gebracht, terwijl de muziek in themaparken veelal ten gehore wordt gebracht op een wijze die meer de aandacht trekt.’[3] Daarnaast is de muziek in themaparken vaak speciaal gecomponeerd om de gewenste sfeer te benadrukken. Dat wordt onderstreept door de verklaringen van vakgenoten en de creatief directeuren van de Efteling en Walt Disney die zijn overgelegd in de procedure. In dit kader citeert het hof ook uit de folders van Buma: “De hoogte van de tarieven varieert naarmate het belang van het muziekgebruik toe- of afneemt.”

Toch trekt het hof op basis van deze punten niet de conclusie dat het incassobeleid verkeerd is toegepast omdat dit tot een verhoging van het tarief met 100% zou leiden en het geen gegeven is dat de muziek voor dat tarief zou zijn afgenomen. Omdat de gebruikers van de muziek geen procespartijen zijn kan het hof in deze procedure ook niet bepalen dat Buma de licentievergoeding eenzijdig dient te verhogen. Wel merkt het hof op dat het in de rede ligt dat Buma in het vervolg meer rekenschap geeft aan het belang van de muziek in themaparken als de onderhavige.

Daarnaast wordt Buma toegerekend dat zij geen programmaopgaven bij de Efteling (en Toverland) heeft opgevraagd en de gelden dus niet op basis daarvan heeft verdeeld. In plaats daarvan heeft Buma de gelden verveeld overeenkomstig het algemene beleid op basis van het zogenoemde referentierepertoire. Binnen het referentierepertoire worden de gelden verdeeld over alle artiesten die in een bepaalde periode zijn afgespeeld (bijv. op TV, de radio of in de horeca).[4] Van belang is artikel 5 lid 3 van het Repartitiereglement van Buma:[5]

‘Grondslag voor de verdeling vormen de bij Buma beschikbare programma-opgaven. Met betrekking tot de verkrijging en de verwerking van programma-opgaven neemt het Bestuur dusdanige maatregelen als zowel uit een oogpunt van rechtvaardige verdeling als uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering wenselijk is.’

Op grond van het bovenstaande rust op Buma een inspanningsverlichting om gegevens te vergaren. Deze inspanningsverplichting kent haar grens indien de beschikbare gegevens reeds tot een redelijke verdeling zullen lijden of verdere vergaring te hoge kosten met zich zou meebrengen. In dit geval weegt daarbij mee dat als onbetwist vaststaat dat Hartveldt Buma vooraf om advies heeft gevraagd of het beheer door Buma in deze zou lonen. Buma heeft toen niet aangegeven dat door de wijze waarop de gelden verdeeld worden Hartveldt voor dit soort gebruik niets zou ontvangen. Daarnaast had Buma vrij eenvoudig de programmagegevens kunnen opvragen en dat was ook niet te kostbaar geweest.

Het hof beantwoordt de eerdere vraag daarom ontkennend. Het hof verklaart voor recht dat dat Buma toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de tussen partijen gesloten exploitatieovereenkomst.

Voor de vaststelling van de hoogte van de schade volgt nog een schadestaatprocedure, omdat nog niet voldoende duidelijk is op basis van welk aantal vierkante kilometers de vergoeding die Buma schuldig is dient te worden berekend.

Met een schadestaatprocedure wordt een (complexe) procedure in twee delen opgesplitst, namelijk eerst het vaststellen van aansprakelijkheid en vervolgens het vaststellen van de hoogte van de schade.

Al met al lijkt met de schadestaatprocedure het eind nu in zicht in de langlopende zaak tussen Hartveldt en Buma. Ik volg de ontwikkelingen met belangstelling.

Korte samenvatting

In deze bijdrage bespreek ik het arrest van het gerechtshof Amsterdam in de zaak tussen Buma en Hartveldt (de componist van de Eftelingmuziek).

view counter