De zich herhalende geschiedenis

Proloog
Gepubliceerd: 11 september 2019

Vanuit mijn vakantieverblijf op wielen werk ik heerlijk in de bergen op een zacht pitje aan PhotoNmagazine. Op enkele kilometers afstand van bewoonde-wereld lawaai, terwijl je in het weekend toch vlakbij een jazzfestival kon bezoeken. En van hier kun je het vak ook op afstand bekijken met een wat filosofischer blik dan normaal.

Na decennia fotograferen met spiegelreflexen gaat de wereld opeens weer in de richting van de meetzoekercamera, die nu ineens modisch mirrorless wordt genoemd. Net zoals kleinbeeld ineens full frame heet. Maar 24x36 mm blijft gewoon 24x35 mm, dit is een keihard vaststaand gegeven…

“Ik ben het helemaal zat om als een pakezel met zware camera’s en objectieven rond te zeulen, geef mij maar lichtere apparatuur” zoals een geroutineerd persfotograaf tijdens Professional Imaging tegen mij verzuchtte. Hij is nu dus overgeschakeld op de ‘nieuwe’ apparatuur en aan de kwaliteit van zijn werk is dit niet af te zien. “Ik hoef mijn edele delen toch niet prominent buiten te hangen om mensen ‘professioneel’ te imponeren maar onderscheidt mij toch liever door mijn fotografie dan door technische herrie er omheen.”

Wat kort door de bocht weliswaar, maar gelijk moest ik hem wel geven.

Oskar BarnackDe camera’s uit het verleden maakten plaats voor modernere apparaten, zoals bleek in 1913, toen de Duitse fotograaf en uitvinder Oskar Barnack op het idee kwam on een camera te maken die, in plaats van de onder meer de gebruikelijke 120 rolfilm van 6 cm breed, klein was en licht en gebruik maakte van geperforeerde cinematografische film van 35 mm. Dit waarschijnlijk mede ingegeven doordat Barnack astmatisch was en daarom voor hem een lichtere camera aangenamer was. Voor het filmformaat koos hij voor een 2x3 verhouding, dus voor 24x36 mm. Omdat er geen echt passende optieken waren voor een dergelijke camera ontstond er een objectief dat later resulteerde in de fameuze Elmar serie van groothoek tot langbrandpuntobjectieven.

In 1923 overtuigde Barnack zijn toenmalige baas Ernst Leitz II een serie van 31 pre-productie camera’s te maken in de Ernst Leitz Optische Werke te Wetzlar en voor natuurfotografen. Zo werd de Leica, een acroniem voor Leitz en Camera, geboren. Ondanks dat deze serie een matige beoordeling kreeg besloot Ernst Leitz in 1924 tot productie van de camera over te gaan. Gepresenteerd op de voorjaarsbeurs van de handelsstad Leipzig in 1925 als de Leica I, de zogeheten Ur Leica, werd het een doorslaand succes.

Er vielen veel fotografen voor deze onopvallende en fluisterstille camera, zoals Cartier Bresson, Ed van der Elsken, Elliot Erwitt, Jürgen Schadeberg, Thomas Hoepker, Alex Webb, Enrique Badulescu en vele anderen. Persfotografen en documentair fotografen, velen uit de Magnum hoek, Amerikanen, Fransen, Oostblokkers, Belgen, Nederlanders.

Uit eigener ervaring weet ik hoe prettig is om er mee te werken. Wanneer je dan overmand door de nieuwe tijd en techniek onopvallend met zo’n 'vooruitgeschreden' (tegenwoordig advanced) camera een foto maakt van een groepje mensen in een stil Parijs straatje die direct daarna min of meer het luchtruim kiezen door het exploderend sluitergeweld en een serie opnamen verder wel is verkeken, realiseer je pas de werkelijkheid van de Leica.

Antieke Leica naast filmrolletje, smartphone en sleutels

Wat ik mij ook (pijnlijke ervaring) realiseerde dat de spiegelreflex last heeft van tijdparallax. De sluiter opent pas nadat de spiegel omhoog is geklapt. Dat scheelt min of meer 1/15e seconde. In snelle sportfotografie kan dit bijna een eeuw zijn. Je opname is dus te laat… Al wen je daar aan, maar daar eenmaal aan gewend dan is de opname te vroeg wanneer je een meetzoekercamera ter hand neemt...

Later in de tijd, na de Tweede Wereldoorlog komen dan de spiegelreflexen in beeld. Zwaarder, met een meer ‘professionele look’ rolt de ene na de andere camera van de band. Met name in Japan, waar Nikon overigens ook al een Leica-achtige camera fabriceerde. Die ook op de M camera paste…

Het idee ‘Mirrorless’ is dus niet nieuw, hoewel in de perceptie van velen in 2004 de Epson R-D1 dit een digitale noviteit was. Ook Hans van Ommeren en Eddy van Wessel werkten hier mee. De laatste doorkruiste Azië hier mee: “Een heerlijke camera die je niet meteen herkenbaar maakt als fotograaf, je blijft opvallend.” zo vertelde hij mij.

Zelf mocht ik de Epson twee dagen meenemen voor een ervaringstest voor ‘De Fotograaf’ in de Naardermeer, tezamen met een drietal Zeiss objectieven. Een fantastische camera, die het helaas nooit echt heeft gehaald, mede door het visuele geweld van de Japanse zwaargewichten (letterlijk).                                                                                                                                                   

En dan nu staat de ‘mirrorless’ camera, voor mij nog steeds meetzoekercamera, een herhaling van de twintiger jaren te wachten, Canon gaat een ‘convertor voor de mirrorless camera’ maken.

De discussies over wat goed is en wat beter dan goed, ook bekend als de Canon-Nikondiscussies, laat ik, wijzer geworden, gewoon maar aan mij voorbij gaan. Een vakman kiest het gereedschap voor het doel dat hij nastreeft. Architectuuropname, persplaatje, luchtopname, reclamefoto, portret of modeplaat. Dat is het vak van de fotograaf, niet het discussiëren wat het beste is. Simpelweg omdat het beste niet bestaat maar grotendeels afhankelijk is van je opdracht. Die je dan ook zonder er verder bij na te denken in alle rust of spanning kunt maken, gefocust op je object. En in mijn geval gefocust op mijn vakantie...

view counter