Fotografen en justitie: persvrijheid en bronbescherming

Het Recht NL
Gepubliceerd: 14 september 2017
Onder redactie van Mr. Kitty van Boven

portret van Sacha SchravenEens in de zo veel tijd doet zich een geval voor waarin een fotograaf door justitie gevraagd wordt zijn camera af te geven omdat daar (mogelijk) informatie op staat die justitie zou kunnen helpen bij het oplossen van een misdrijf. Zo werd onlangs een fotograaf door justitie gevraagd zijn camera af te staan omdat hij in het kader van een reportage foto’s genomen had van een handgemeen tussen een actievoerder en een militair in burgerkleding waarbij de actievoerder meermalen in het gezicht gestompt is en waaraan hij letsel overgehouden heeft.

Nadat deze fotograaf zich op het politiebureau meldde om een getuigenverklaring af te geven, werd hem ‘op intimiderende en onprettige wijze’ gevraagd de foto’s die hij had genomen van het gevecht af te staan. De fotograaf weigerde dit met een beroep op zijn rechten en werd vervolgens door de politie als verdachte aangehouden omdat hij niet mee wilde werken.[1]

view counter

Maar wat zijn de rechten van een fotograaf in een dergelijk geval en wat zegt de wetgeving hierover?

In een democratische rechtsstaat is het van belang dat er waarborgen zijn die voorkomen dat de beelden die een fotograaf filmt of fotografeert zomaar bij de politie terecht kunnen komen. Indien dit niet het geval zou zijn zouden de burgers immers de pers gaan wantrouwen en dit komt de vrijheid van nieuwsgaring niet ten goede. De fotograaf in kwestie maakte zich vooral zorgen over de andere foto’s die hij de afgelopen maanden had genomen en nog op zijn geheugenkaart stonden dan wel eenvoudig te achterhalen waren door middel van software. Het was de fotograaf voornamelijk te doen om de bescherming van zijn bronnen; op zijn geheugenkaart stonden ook foto’s die in vertrouwen genomen waren.

Er zijn dan ook regels geschapen op grond waarvan in dit soort gevallen een bepaalde procedure gevolgd dient te worden.

Sinds het Goodwin-arrest van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM)[2] is de journalist een bijzondere positie verleend. In het kader van de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM), in het bijzonder het recht om vrijelijk inlichtingen te ontvangen en door te geven, mogen journalisten hun bronnen geheim houden. De Hoge Raad heeft in navolging van dit arrest bevestigd dat een journalist in beginsel het recht heeft zich te verschonen indien hij daardoor het bekend worden van zijn bron zou riskeren.[3] Sindsdien geldt als uitgangspunt dat een journalist het recht heeft zijn bronnen te beschermen en dat het overheden niet toegestaan is daarop een inbreuk te maken, behoudens bijzondere omstandigheden waarbij extra waarborgen in acht genomen dienen te worden.

Volgens een beleidsregel van het College van procureurs-generaal genaamd ‘Aanwijzing toepassing dwangmiddelen tegen journalisten’ moet het dan gaan om ‘die misdrijven waarbij het leven, veiligheid of de gezondheid van mensen ernstig kunnen worden geschaad of in gevaar kunnen worden gebracht’. Het toepassen van strafvorderlijke dwangmiddelen tegen een journalist kan dan onder bijzondere omstandigheden; als dit het enige denkbare effectieve middel is om een zeer ernstig delict op te sporen en te voorkomen.

Uit deze beleidsregel blijkt dat bij inbeslagneming van journalistiek materiaal vooraf toestemming gevraagd te worden aan een rechter-commissaris, die vervolgens een afweging maakt tussen het maatschappelijke belang van de vrijheid van nieuwsgaring enerzijds en het opsporingsbelang van de politie anderzijds.

De fotograaf, en de krant waarvoor deze fotograaf werkt, stellen dat in dit geval niet de juiste procedure is gevolgd en zullen het OM verzoeken de zaak te seponeren en de inbeslaggenomen foto’s te vernietigen omdat de inbeslagname onrechtmatig was. Een perswoordvoerder van de politie bevestigt dat alleen aan de officier van justitie toestemming is gevraagd voor het vorderen van de geheugenkaart. Als reden heeft de woordvoerder gegeven dat er geen sprake was van bronbescherming ‘omdat NRC zelf de bron is’.

De algemeen secretaris van journalistenvakbond NVJ, Thomas Bruning, noemt het een herkenbaar probleem dat de politie zonder toestemming van de rechter materiaal in beslag neemt en zegt dat vergelijkbare zaken minstens één keer per jaar voorkomen.

Aangezien het OM in 2010 wegens het ontbreken van de rechterlijke toets bij inbeslagname van journalistiek materiaal terecht is gewezen door het Europese Hof voor de Rechten van Mens en als gevolg hiervan de regelgeving is aangescherpt, is het van belang dat deze regels nageleefd worden. De krant waarvoor de fotograaf werkt heeft aangegeven een brief uit te doen gaan om het College van procureurs-generaal om hun afkeuring uit te spreken en het college te verzoeken iets te doen aan de manier waarop politie en justitie omgaan met de regels over inbeslagname.

Wij zijn benieuwd naar de ontwikkelingen op dit gebied en zullen de berichtgeving met betrekking tot deze kwestie en soortgelijke gevallen op de voet blijven volgen.

[1] www.nrc.nl/nieuws/2017/09/13/nrc-fotograaf-in-cel-omdat-hij-weigerde-fotos-af-te-staan-12961577-a1573226

[2] EHRM 27 maart 1996, Goodwin vs Verenigd Koninkrijk, NJ 1996, 577, LJN AD2519

[3] Hoge Raad 10 mei 1996, NJ 1996, 578, LJN ZC2072

view counter