Het sterkste bewijs van uw positie als auteursrechthebbende

Blog Het Recht NL
Gepubliceerd: 6 mei 2019
Onder redactie van Mr. Kitty van Boven
view counter

afbeelding 28In mijn eerdere artikel met betrekking tot het vastleggen van auteursrecht heb ik reeds enkele praktische tips gegeven omtrent het bewijzen van de hoedanigheid als auteursrechthebbende.[1] Niet alle opties die ik heb gegeven hebben gelijke bewijskracht. In deze bijdrage wil ik daarom nader ingaan op de opties die de sterkste bewijskracht hebben. Hieraan liggen de wettelijke vermoedens ex. art. 4 lid 1 en 8 Aw ten grondslag.

Het uitgangspunt ten aanzien van bewijs in het burgerlijk recht, dat wil zeggen het recht dat de verhoudingen tussen (rechts)personen regelt, is wie stelt bewijst.[2] Indien u als auteursrechthebbende iemand die inbreuk maakt op uw auteursrechten aanspreekt, zult u ook het bewijs daarvan moeten leveren. Niet alleen het bewijs dat er sprake is van een inbreuk maar ook moet u (kunnen) bewijzen dat u de auteursrechthebbende bent van een bepaald werk, zoals bijvoorbeeld een bepaalde foto.[3]

In de Auteurswet is een rechtsvermoeden opgenomen, namelijk in art. 4. Lid 1 Aw. Dit artikel luidt als volgt:

“Behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor den maker gehouden hij die op of in het werk als zoodanig is aangeduid, of bij gebreke van zulk eene aanduiding, degene, die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem, die het openbaar maakt.”

Dit betekent dat indien u uw werk, zoals bijvoorbeeld een bepaalde foto, openbaar maakt of openbaar laat maken met naamsvermelding, een wettelijk vermoeden geldt dat u de auteursrechthebbende bent. Dat betekent meer concreet dat niet u verder meer hoeft te bewijzen dat u de auteursrechthebbende bent, maar dat de rechter ervan uitgaat dat u de auteursrechthebbende bent, tenzij de inbreukmaker bewijst dat dat niet het geval is of daarover gerede twijfel kan doen rijzen. Hierdoor bevindt u zich in een eventuele procedure in een sterkere (bewijs)positie.

In art. 8 Aw is daarnaast een aanvullende uitzondering op de hoofdregel opgenomen. Dit artikel luidt als volgt:

“Indien eene openbare instelling, eene vereeniging, stichting of vennootschap, een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij eenig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, wordt zij, tenzij bewezen wordt, dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was, als de maker van dat werk aangemerkt.”

Dit betekent dat indien art 4 Aw geen toepassing vindt en het werk openbaar wordt gemaakt door een rechtspersoon alsof het haar eigen werk is, er een wettelijk vermoeden ligt dat deze rechtspersoon de auteursrechthebbende is. Dit artikel gaat dus niet op indien er sprake is van een openbaarmaking met naamsvermelding ex. art 4 Aw. Wederom zal de tegenpartij in een eventuele procedure bewijs moeten geven indien hij dit wettelijke vermoeden betwist. Art. 8 Aw is daarom bijzonder relevant voor fotografen die hun foto’s via een rechtspersoon openbaar (laten) maken en zorgt voor deze rechtspersoon voor een sterkere positie in een eventuele procedure.

Art. 8 Aw is in het voordeel van de rechtspersoon en dus niet (per se) in het voordeel van de auteursrechthebbende. Het is daarom van groot belang om hierbij stil te staan. Hierbij is relevant in hoeverre u betrokken bent bij de rechtspersoon. Betreft het bijvoorbeeld uw eigen besloten vennootschap waarmee u uw foto’s exploiteert dan loopt u op dit punt zeer beperkt risico.

Betreft het bijvoorbeeld een uitgeverij die foto’s van u afneemt dan dient u op dit punt alert te zijn. Als deze uitgeverij immers het werk openbaar maakt alsof het van haar zelf is, dan geldt het rechtsvermoeden dat deze de auteursrechthebbende is. Het is mede daarom relevant om waar dat ook maar enigszins mogelijk is vermelding van uw naam als maker te bedingen. Immers, als u naam vermeld wordt bij een openbaarmaking van een rechtspersoon, dan geldt weer de hoofdregel van art. 4 Auteurswet.

Mocht er een geschil ontstaan tussen de fotograaf en de rechtspersoon, dan bevindt de rechtspersoon zich, indien art. 8 Aw van toepassing is, in een sterkere bewijspositie. Echter, als duidelijk is in de onderlinge relatie tussen u als auteursrechthebbende en de betreffende rechtspersoon dat die rechtspersoon niet de rechthebbende is, dan kan geen beroep op artikel 8 Aw gedaan worden. U kunt onduidelijkheid op dit punt voorkomen door uw foto’s ex. art. 4 Aw. op uw website openbaar te maken met naamsvermelding voordat u ze openbaar laat maken door derden. Het is daarnaast zeer belangrijk om duidelijke (schriftelijke) afspraken te maken met een organisatie die uw foto’s openbaar maakt en daarin met name ook af te spreken wie de auteursrechthebbende is.

Al met al zijn er dus diverse manieren om te bewijzen dat u de auteursrechthebbende bent. De sterkste bewijskracht volgt uit de wettelijke vermoedens van artikel 4 en 8 Aw. Om dit bewijsvermoeden te gebruiken moet u uw werk met naamsvermelding openbaar (laten) maken, respectievelijk openbaar laten maken door een rechtspersoon alsof het eigen werk betreft. Hierdoor wordt u of die rechtspersoon, behoudens tegenbewijs, als auteursrechthebbende beschouwd.

[1] www.photonmagazine.eu/hoe-legt-u-uw-auteursrecht-vast.

[2] Op grond van art. 150 Rv.

[3] En vervolgens dat sprake is van een inbreuk op uw rechten, maar dat laat ik voor deze bijdrage buiten beschouwing.

view counter