Koos Breukel

Portret Koos Breukel geplagieerd in wedstrijd Mondriaan Fonds?

De voorgeschiedenis

Het ministerie van OCW gaf met de Rijksvoorlichtingsdienst het Mondriaan Fonds september 2013 de opdracht en het budget om de totstandkoming van drie tweedimensionale staatsieportretten te begeleiden. Het Mondriaan Fonds accepteerde deze opdracht graag aangezien het fonds zich het stimuleren van de ontwikkeling en de zichtbaarheid van hedendaagse beeldende kunst en cultureel erfgoed ten doel stelt.

Schetsontwerpen

Twaalf kunstenaars werden door de Mondriaan Fonds uitgenodigd om een schetsontwerp te maken voor een staatsieportret van Koning Willem Alexander. Omdat de koning niet beschikbaar was om te poseren werden de twaalf kunstenaars van bestaande foto’s voorzien, onder andere van Koos Breukel, waarvan de Rijksvoorlichtingsdienst de gebruiksrechten had verworven. Voor het schetsontwerp kregen de geselecteerden zes weken de tijd en een vergoeding van € 5.000.

Na beoordeling van de schetsontwerpen werden drie kunstenaars gekozen die ieder een staatsieportret mogen vervaardigen. De uiteindelijke bedoeling is dat de statieportretten straks komen te hangen bij ministeries, provincies, gemeenten en ambassades. Het honorarium inclusief gebruiksrechten voor de portretten worden hiertoe afgekocht voor € 75.000 per portret.

De geest van de plek

Fotograferen hoe een plek aanvoelt, in plaats van hoe een plek eruitziet, dat is wat Stephen Gill doet in een wijk in Oost-Londen.
Koos Breukel en Roy Villevoye portretteerden de inwoners van een geïsoleerd dorpje op Nieuw Guinea, drie dagen varen ver het regenwoud in.

Als je in de grote zaal beneden naar rechts kijkt, krijg je een heel andere indruk dan bij een eerste blik naar links. Misschien dat daarom bijna iedereen op de ijzeren treden van de entree blijft staan om de lange tekst te lezen waarin fotograaf Stephen Gill over zijn werkwijze vertelt. In zijn grote overzichtsexpositie zien we werk van ruim vijftien jaar, gemaakt in de Londense wijk Hackney. Als een objectieve observator legde Gill het leven in Hackney vast.

Fotografie langs de Amsterdamse grachten

Een langzame schemering daalt neer over de stad. De auto’s op de gracht hebben al hun te felle koplampen aan, maar ik fiets nog zonder licht. Het is nog láng geen avond, en als je langs de bomen omhoog kijkt zie je dat het niet eens echt donker is; ook de straatlantaarns branden nog niet. Met mijn kleine cameraatje kan ik zonder probleem en hinderlijke flits een foto maken.
Maar ik fiéts al door een foto, realiseer ik me, hier op de Amsterdamse Prinsengracht, die velen alleen van foto’s kennen. Of van een schilderij. Al die van elkaar verschillende grachtenhuizen, auto’s geparkeerd langs het water, de zachte bogen van een door lampjes verlichte brug. Aan de overkant is een heel stuk gracht leeg en kaal – alle bomen daar zijn verhuisd. Er wordt aan de kaden en het wegdek gewerkt, en als ik de grote graafmachine wegdenk, herken ik de gracht zoals je die op een zeventiende-eeuws schilderij ziet, een lege kade, geen hoge bomen of woonboten, en vooral: geen auto’s.

Dit jaar wordt er veel gevierd in Amsterdam: na tien jaar gaat het Rijksmuseum weer open, het Concertgebouw staat er al honderdvijfentwintig jaar, en vierhonderd jaar geleden werd met de bouw van de grachtengordel begonnen. En ik fiets fluitend langs die grachten, als ik kon fluiten tenminste. Meer dromend eigenlijk, half neuriënd slinger ik om auto’s en toeristen heen, en denk aan vroegere avondwandelingen met mijn grootvader die, stevig voortstappend, de handen op de rug, ons eindeloos verhalen vertelde over al die verschillende soorten gevels, en de geschiedenis van de grachtenhuizen.
Het mooie is dat er nu zo veel panden als museum zijn te bezoeken, en, nog mooier, dat er op de Keizersgracht op loopafstand van elkaar zelfs twee serieuze fotografie-musea in prachtige panden huizen. Soms geniet ik er meer van interieur en grachtentuin dan van het daar geëxposeerde, maar dat is een geheim.