Paul Citroen

Over fotokunst en twee Leica-pioniers

Een keuze uit
Gepubliceerd: 30 september 2019

In deze maandelijks terugkerende rubriek geven we een selectie van min of meer recent verschenen fotoboeken die we graag onder de aandacht brengen. Steeds wordt minstens één van de vermelde titels nader belicht. Deze keer viel de keuze op 'Fotografie wordt Kunst Photo-Secession in Holland 1890-1937' en 'Dr. Paul Wolff & Tritschler Light and Shadow – Photographs from 1920-1950'.

Tot en met 8 december 2019 loopt in het Fotomuseum Den Haag de tentoonstelling 'Fotografie wordt Kunst. Photo-secession in Holland 1890-1937'. Er verscheen een aardige catalogus met een essay van Maartje van den Heuvel, conservator fotografie bij de Bijzondere Collecties van Universitaire Bibliotheken Leiden.
Tentoonstelling en catalogus bevestigen opnieuw hoe rijk de fotocollectie van de Leidse universiteit is. Alle foto's, voornamelijk vintage prints, zijn afkomstig uit die collectie en staan in de catalogus zoveel mogelijk in het originele formaat afgebeeld.
Onder de vroegste kunstfotografen bevonden zich diverse kunstschilders. George Breitner is een voorbeeld, veel bekender dan de landschapsschilder Louis Apol van wie een paar prachtige foto's (onder meer van een vrouw in een besneeuwde bomenlaan) opgenomen zijn.

Pieter van Gaart

Beginjaren 1990 maakte ik al kennis met Pieter van Gaart, toen hij dubbele- en meervoudige opnamen maakte van stadsgezichten, uiteraard nog geheel analoog. Vijfentwintig jaar later doet hij dat even vanzelfsprekend digitaal, en die vooruitgang is hem een zegen. Zijn recente werk is dan ook sterker en gevarieerder geworden. Toen per 6x6 opname bijhouden wat waar stond, om de volgende beelden er precies naar wens overheen te laten vallen. En bij het vergroten minutenlang doordrukken en tegenhouden, een heel gedoe. Het ging moeizaam, met veel nadenken en plannen. Nu is met Photoshop elk beeld met elk ander beeld of detail daaruit te combineren. Hij neemt nu elk beeld afzonderlijk op, en gebruikt ook (gescande) oudere foto’s en dia’s. Per opname is elk beeld te optimaliseren voor het doel. De mogelijkheden zijn oneindig veel groter, het vooraf plannen is afgenomen, de nadruk ligt nu op het combineren van geschikt materiaal uit zijn hele oeuvre.

Persoonlijk wordt universeel

Wat bleef is zijn idee van ‘doubles’. Pieter speelt met clichébeelden van de stad, en gebruikt elementen als bekende gebouwen, gevels, bruggen en torens. Als een soort ‘anker’, zodat de kijker weet: Amsterdam, of een andere stad. Het gaat er feitelijk om, dat hij de drukte en chaos, of de “rust” benadrukt, spanning aanbrengt, en eerder een impressie geeft dan een net stadsbeeld. Dit doet hij met beelden uit zijn 35-jarige praktijk als fotograaf, tientallen oude foto’s zijn in deze samenstellingen verwerkt. Wij zien een jongeman (“dat is mijn zoon”), een mooie vrouw (“dat was een toenmalige vriendin”), of een groep (“dat zijn mijn beste vrienden”), in één beeld gevat als figuranten in de chaotische stad. Voor hemzelf emotionele elementen uit zijn persoonlijke leven, tot en met de wachtkamer van de oogarts in het OLVG. In zijn beelden krijgen al die elementen een universele betekenis.