Sinar

Dirk Bogaerts

Op weg naar Rahier, diep in de Ardennen. Zwart asfalt slingert tussen wit besneeuwde bermen. Een achtergelaten Duitse tank uit de Tweede Wereldoorlog prijkt op een pleintje. Een Amerikaanse barak in camouflagekleuren doet dienst als museum van de Battle of the Bulge, het laatste Duitse offensief aan het Westelijk front. Ik rijd over de brug die de Amerikanen wilden opblazen om de Duitsers te stoppen, maar ze deden het niet omdat ze in de war gebracht waren door Engels sprekende infiltranten in hun eigen troepen. Nu staat het bruggetje er nog, onbewust van de historische rol die het (niet) gespeeld heeft. Smeltwater spettert uitgelaten tegen de pijlers. Wat eens het decor vormde voor een bloedige veldslag, is vandaag een bucolisch landschap. Hier heerst alleen de vrede. Sinds de afrit van de autostrade, zo'n vijfentwintig kilometer geleden, hebben twee auto's mijn pad gekruist. Mijn eindbestemming ligt in Rahier, een deelgemeente van Stoumont. Geen enkele weg die hier doorloopt, brengt je naar ergens anders. Een kerktorentje priemt uit het dal. Enkele huizen in donkere natuursteen vleien er zich omheen. Landerijen strekken zich uit tot de bossen op de heuvelruggen rondom.

Ingesneeuwd

Hier ontmoet ik Dirk Bogaerts (1971). Knerpende kiezels onder mijn banden kondigen mij aan. Na een rit van twee en een half uur parkeer ik mijn wagen naast twee vier maal viers. 'Die heb je hier wel nodig,' zal Dirk later toelichten. 'Het is niet uitzonderlijk dat je hier in de winter ingesneeuwd raakt. In tegenstelling tot Vlaanderen zorgt dat hier niet voor het stilvallen van het leven. Men is er op voorbereid. Alles gaat gewoon door. Met een rustgevende glimlach.'

Altijd vakantie. Dat gevoel krijg ik wanneer ik, dampende kop koffie in de hand, van aan de keukentafel over de eindeloze vallei droom. 'Altijd vakantie, maar nooit thuis,' lacht Dirk's echtgenote Tina. 'De voorbije maand is hij vier dagen hier geweest.'

Huib van Wersch

Amsterdam, het is 1960. In dat jaar kreeg Huib een fotograaf als vader. Het was nog in de tijd dat een deel van de fotografie zich in het duister afspeelde. Huib stond al vrij jong in dat, voor de fossielen onder ons bekende, geelgroene licht te spelen met ontwikkelbakjes. ‘En niet met de handjes in de ontwikkelaar, gewoon netjes de tang gebruiken om het papier te pakken, want ontwikkelaar is slecht voor je handen…’ De jonge Huib deed dat heel braaf tot hij ontdekte hoe het in veel andere doka’s ging… Dat in de fotografie dingen wel eens anders gaan zou de jonge Huib snel genoeg ontdekken. Een interview met een allrounder met een goede visie op zijn vak.

Het is wat koud, maar dat mag de pret niet drukken. Een van mijn geheime wapens, wagen parkeren bij de Makro, straks meteen wat boodschappen doen,  met de metro verder naar station Wibautstraat. De offerblokken van Parkeerbeheer in Amsterdam zijn onbeschoft gulzig, het uurtarief is twee maal zo hoog als in Parijs en  je kunt in andere plaatsen voor dit bedrag een gehele dag staan. “Dat is slim” klinkt de stem van Huib door de telefoon wanneer ik hem vertel hoe ik het probleem Amsterdam doorgaans weet te tackelen.