In deze maandelijks terugkerende rubriek geven we een selectie van min of meer recent verschenen fotoboeken die we graag onder de aandacht brengen. Steeds wordt minstens één van de vermelde titels nader belicht. Deze keer viel de keuze op 'Fotografie wordt Kunst Photo-Secession in Holland 1890-1937' en 'Dr. Paul Wolff & Tritschler Light and Shadow – Photographs from 1920-1950'.
Tot en met 8 december 2019 loopt in het Fotomuseum Den Haag de tentoonstelling 'Fotografie wordt Kunst. Photo-secession in Holland 1890-1937'. Er verscheen een aardige catalogus met een essay van Maartje van den Heuvel, conservator fotografie bij de Bijzondere Collecties van Universitaire Bibliotheken Leiden.
Tentoonstelling en catalogus bevestigen opnieuw hoe rijk de fotocollectie van de Leidse universiteit is. Alle foto's, voornamelijk vintage prints, zijn afkomstig uit die collectie en staan in de catalogus zoveel mogelijk in het originele formaat afgebeeld.
Onder de vroegste kunstfotografen bevonden zich diverse kunstschilders. George Breitner is een voorbeeld, veel bekender dan de landschapsschilder Louis Apol van wie een paar prachtige foto's (onder meer van een vrouw in een besneeuwde bomenlaan) opgenomen zijn.
Bij kunstfotografie uit het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e denk je meteen aan het picturalisme, een richting in de fotografie die zich liet inspireren door de schilderkunst. Het ging daarbij vaak over vakfotografen die zich in hun vrije tijd met 'Fotokunst' bezig hielden. Maar het picturalisme is maar een deel van het verhaal, zo geeft conservator Van den Heuvel aan. Er waren ook andere vormen van kunstzinnige fotografie. In dat verband noemt ze onder anderen de voor mij onbekende fotografen Johan Huijsen en Gerrit Leenheer die al in 1905 een duo-expositie hadden in het Stedelijk Museum Amsterdam.
Daar werd ook drie jaar later voor de eerste keer een grote 'Internationale tentoonstelling van Foto-Kunst' gehouden. Er deden 39 Nederlandse fotografen aan mee, onder wie koningin Wilhelmina, voor zover duidelijk één van de twee vrouwelijke deelnemers. Opmerkelijk: al in 1912 werd gesproken over een Nederlands museum voor fotografische kunst, een kleine eeuw voordat er in Nederland daadwerkelijk fotomusea van de grond kwamen.
Citroen en Berssenbrugge •
Na de Eerste Wereldoorlog deden zich in de Nederlandse fotografie nieuwe ontwikkelingen voor, met name onder invloed van Duitse fotografen. Dat betekende niet het einde van het picturalisme dat tot eind jaren dertig voortleefde. Van den Heuvel heeft het over vermenging en noemt in dat verband schilder-fotograaf Paul Citroen die in contact stond met onder anderen Man Ray. Maar het is Henri Berssenbrugge die zij opvoert als 'de belangrijkste overbruggingsfiguur tussen traditionele en vernieuwende fotografie'. Diens oeuvre omvat zowel uitgesproken schilderachtig werk als foto's met kenmerken van de Nieuwe Fotografie. Berssenbrugge exposeerde in 1930 in München, samen met de Nederlandse modernisten Gerard Kiljan en Paul Schuitema en nam ook deel aan de tentoonstelling foto '37 in het Stedelijk Museum.
'Nieuwe Fotografie vormde minder een breuk met het verleden dan gedacht', zo concludeert Van den Heuvel aan het einde van haar essay, 'en de scheidslijn tussen picturalistische en modernistische foto's is ook minder duidelijk te trekken dan werd gesuggereerd’.
Fotografie wordt Kunst Photo-Secession in Holland 1890-1937. Maartje van den Heuvel (t). WBOOKS i.s.m. Fotomuseum Den Haag en Universiteitsbibliotheek Leiden (Bijzondere Collecties). ISBN 978-94-625-8358-0. Prijs € 24,95.
·
In 1934 verscheen in Duitsland het boek Meine Erfahrungen mit der Leica van dr. Paul Wolff. Ik kocht het alweer 20 jaar geleden in een Rotterdams antiquariaat en vind het nog altijd een mooi boek. Het geeft een uitstekende indruk van Wolffs werk tot 1934 en kan daarnaast gezien worden als één grote lofzang op Leica, de revolutionaire handzame kleinbeeldcamera die medio jaren twintig op de markt kwam en een groot internationaal succes werd.
Het wereldberoemde Duitse bedrijf is gevestigd in Wetzlar waar afgelopen zomer een nieuw museum openging dat gewijd is aan de fotografie in het algemeen en die van Leica in het bijzonder. De eerste tentoonstelling (die nog tot en met 20 januari 2020 loopt) is gewijd aan het werk van dr. Paul Wolff en zijn collega en zakenpartner Alfred Tritschler. 'Dr. Paul Wolff & Tritschler Light and Shadow – Photographs from 1920 to 1950' is de titel van een prachtig uitgevoerd, met diverse interessante essays gevuld en rijk geïllustreerd boekwerk, dat de tentoonstelling begeleidt.
Wolff (1887-1951) en Tritschler (1905-1970) waren Leica-pioniers en worden beschouwd als 'voorlopers van een levendige stijl in de illustratieve en reportagefotografie'. Ze fotografeerden de meest uiteenlopende onderwerpen en waren van alle markten thuis, ook qua stijl – van conventioneel tot modernistisch. Ze stelden zich weliswaar uitgesproken dienstbaar op richting opdrachtgevers maar verloochenden hun artisticiteit niet. Van beide fotografen trad Wolff het meest op de voorgrond. Hij had ook de meeste publicaties op zijn naam staan. Oók als het gaat om fotoboeken voor het grote publiek, bijvoorbeeld boeken over de Olympische Spelen in 1936, wintersport en strandvakanties.
Bedrijfsboeken •
Het zeer omvangrijk boek is niet op de laatste plaats interessant omdat er tientallen publicaties in staan afgebeeld, van reclamemateriaal en toeristische uitgaven tot bedrijfsboeken en tijdschriften. Bij de boeken wordt steeds het omslag getoond plus een paar voorbeelden uit het binnenwerk. Op die manier krijg je een uitstekende indruk hoe goed de fotografie van beide fotografen tot zijn recht kwam in de context van al dat materiaal, hoe perfect hun werk gebruikt kon worden voor de meest uiteenlopende doeleinden. En – óók interessant – tevens zie je hoe mooi het drukwerk van toen was. (De foto's in Wolffs boek uit 1934 bijvoorbeeld, werden gedrukt in koperdiepdruk en hebben een veel rijker zwart-wit dan huidige afdrukken zoals in het nu verschenen overzichtswerk. Wat overigens natuurlijk ook met het gebruikte papier te maken heeft).
Er is een apart hoofdstuk gewijd aan Wolff & Tritschler en het nationaalsocialisme. Het komt er kort uitgedrukt op neer dat beide fotografen opdrachten uitvoerden van de nazi's, zowel vóór als tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wolffs werk werd voor propagandistische doeleinden gebruikt, maar hijzelf zou een a-politiek persoon zijn geweest.
Bombardement •
Wolff was ook een pionier in de kleurenfotografie. In 1942 publiceerde hij het boek Meine Erfahrungen ... farbig. Hij fotografeerde zijn woonstad Frankfurt am Main zowel vóór als na de luchtaanvallen van maart 1944 in kleur. Dat laatste gebeurde echter voornamelijk door een assistent. Het geeft een haast surrealistisch effect de puinhopen van de stad te zien liggen op een mooie voorjaarsdag.
Wolff werd overigens ook persoonlijk zwaar getroffen door de bombardementen: hij raakte niet alleen zijn grote villa kwijt waar hij ook zijn zaak had, maar ook een groot deel van zijn fotoarchief. (Zijn 500.000 negatieven omvattende kleinbeeldarchief had hij uit voorzorg al in veiligheid gebracht in de kelder van een brouwerij).
Wolff overleed in 1951. Zijn zakenpartner Tritschler – die bij de eerder genoemde luchtaanvallen zijn huis en vrouw had verloren - zette de firma 'Dr. Paul Wolff & Tritschler' voort tot 1963 en overleed in 1970.
Je kunt Wolff en Tritschler als 'foute' fotografen wegzetten. En misschien ligt het mede daaraan dat het zo lang geduurd heeft voordat er een serieus naslagwerk over hen verschenen is. Gelukkig is dat gemis nu meer dan goed gemaakt. Met een boek dat ook nog omschreven kan worden als de geschiedenis van Duitsland tussen 1920 en 1950, gezien door de ogen van twee belangrijke fotografen.