Uitspraak EHRM in zaak rapper tegen Het Parool

Het Recht NL
Gepubliceerd: 16 februari 2017
portret van Kitty van Boven

Inleiding

Op 20 september 2016 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, verder aan te duiden als EHRM, uitspraak[1] gedaan in de door Het Parool tegen de Staat der Nederlanden aangespannen zaak. Een zaak kan alleen bij het EHRM worden aangebracht als klacht tegen een publieke instantie of overheid en ook pas nadat alle rechtsmiddelen in de betreffende lidstaat zijn aangewend. De klacht moet gaan over een schending van een van de rechten die zijn neergelegd in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, hierna te noemen EVRM.

view counter

In de betreffende klacht ging het om een afweging van artikel 8, het recht op bescherming van de privésfeer, en artikel 10, de vrijheid van meningsuiting.

De casus

In 2007 werd een uitzending van de NPS serie ‘Vrije Radicalen’ gewijd aan rapper R.P., actief lid van een (straat)bende. R.P. was herkenbaar in beeld en zijn naam werd genoemd. De uitzending is herhaald in 2008 op televisie en was tot eind 2009 te downloaden via internet.

In juni 2009 werd R.P. gewaarschuwd dat hij het opvanghuis waar hij op dat moment verbleef moest verlaten vanwege zijn agressieve gedrag en in reactie daarop heeft hij drie medewerkers met een mes gestoken. Eén medewerker is overleden, de andere twee waren ernstig verwond.

Op 19 september 2009, vlak voordat de rechtszaak tegen R.P. zou starten heeft Het Parool een artikel gepubliceerd over R.P. met daarbij een portretfoto van R.P., een still afkomstig uit bovengenoemde documentaire.

R.P. heeft bezwaar gemaakt tegen dit gebruik van zijn foto en daarover ook geprocedeerd.

Bij de rechtbank in Amsterdam werd de vordering van R.P. om te verklaren dat het gebruik van zijn foto bij het artikel onrechtmatig was afgewezen. De rechtbank vond dat het gebruik van de foto gepast was bij het artikel waarbij mede werd overwogen dat de foto eerder op televisie openbaar gemaakt was en R.P. in de documentaire ook zelf getuigde van zijn gewelddadigheid.

Het Hof van Amsterdam heeft het vonnis in hoger beroep echter vernietigd nadat het een afweging had gemaakt tussen enerzijds het recht van R.P. op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en anderzijds het recht van Het Parool op haar vrijheid van meningsuiting. Het Hof vond daarbij van belang dat – hoewel R.P. had meegewerkt aan de op televisie uitgezonden documentaire – hij geen publiek figuur geworden was en hij herkenbaar werd gekoppeld aan een zeer ernstig misdrijf. Het Parool had een andere foto kunnen gebruiken waarbij R.P. niet zo herkenbaar was afgebeeld.

Ook in cassatie bij de Hoge Raad werd beslist dat het gebruik van de foto bij het artikel onrechtmatig was. Daarbij is meegewogen dat de documentaire over R.P. uitgezonden is voordat hij de misdrijven beging en dat hij op het moment dat het artikel verscheen nog niet veroordeeld was maar verdachte.

Het Parool heeft na deze uitspraak van de hoogste Nederlandse rechter de kwestie aanhangig gemaakt bij het EHRM. Anders dan in de Nederlandse rechtszaken gaat het daarbij niet meer om de vraag of Het Parool onrechtmatig heeft gehandeld jegens de rapper maar of de Nederlandse staat (meer specifiek de Hoge Raad) juist heeft gehandeld. Naar de mening van Het Parool is haar recht op vrijheid van meningsuiting geschonden.

Bij de beoordeling van de klacht door het EHRM heeft het EHRM het beginsel in acht genomen dat bij de berichtgeving over nog lopende strafrechtszaken de privacy van een verdachte in acht moet worden genomen waarbij met name het schadelijke effect wanneer de verdachte herkend kan worden van belang is.

Bij een conflict tussen enerzijds de vrijheid van meningsuiting en anderzijds het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer wanneer een foto waarop de geportretteerde herkenbaar is afgebeeld moet rekening gehouden worden met:

Hoewel het ging om een artikel dat een bijdrage leverde aan het maatschappelijk debat, het artikel juist en correct was, de rapper zelf had meegewerkt aan de documentaire en daarin ook blijk had gegeven van gewelddadig gedrag en daarmee enige bekendheid genoot, wegen deze aspecten in casu niet op tegen het recht van de rapper – die toen nog verdachte was – op eerbiediging van zijn privacy.

Het EHRM komt dan ook tot het oordeel dat de overwegingen van de Nederlandse rechter dat terughoudendheid bij het gebruik van de foto door Het Parool in acht genomen had moeten worden niet onredelijk waren.

Concluderend kan uit deze uitspraak worden afgeleid dat bij het publiceren van foto’s van verdachten waarop zij herkenbaar zijn afgebeeld grote terughoudendheid in acht moet worden genomen, zelfs als zij eerder zelf in de publiciteit zijn getreden.

view counter