Exposities

Studio Merkelbach

Aan het Amsterdamse Leidseplein staan de drie mooiste panden tegenover elkaar: Hotel Americain, de Stadsschouwburg en het Hirsch gebouw, bijgenaamd het ‘witte paleis’. Op de bovenverdieping van dat laatste huisde van 1913-1969 de luxe daglicht studio van Jacob Merkelbach.

Het zat in de familie. Jacob (1877-1942) begon in het familiebedrijf Merkelbach & Co aan de Nieuwendijk, onder de naam ‘Fransche Bazar’, die o.a. technisch speelgoed als toverlantaarns en stereokijkers verkocht. Winkels aan het Damrak en in de Kalverstraat volgden. Boven die aan de Nieuwendijk had Machiel Laddé, getrouwd met Jacobs oudere halfzuster, zijn fotostudio. Er zaten in die buurt veel meer portretfotografen en Laddé concurreerde op prijs.

De geest van de plek

Fotograferen hoe een plek aanvoelt, in plaats van hoe een plek eruitziet, dat is wat Stephen Gill doet in een wijk in Oost-Londen.
Koos Breukel en Roy Villevoye portretteerden de inwoners van een geïsoleerd dorpje op Nieuw Guinea, drie dagen varen ver het regenwoud in.

Als je in de grote zaal beneden naar rechts kijkt, krijg je een heel andere indruk dan bij een eerste blik naar links. Misschien dat daarom bijna iedereen op de ijzeren treden van de entree blijft staan om de lange tekst te lezen waarin fotograaf Stephen Gill over zijn werkwijze vertelt. In zijn grote overzichtsexpositie zien we werk van ruim vijftien jaar, gemaakt in de Londense wijk Hackney. Als een objectieve observator legde Gill het leven in Hackney vast.

Gustave Caillebotte

Zijn tijdgenoten vonden Caillebotte’s schilderijen te veel op foto’s lijken, maar met zijn spannende uitsneden en extreme perspectieven was hij zijn tijd ver vooruit. Zijn manier van kijken komt pas decennia later voor in het werk van avant-garde fotografen als Man Ray, László Moholy-Nagy en André Kertész.

Caillebotte’s misschien wel bekendste schilderij is veel minder groot dan ik me had voorgesteld. Op reproducties lijkt ‘Les raboteurs de parquet’, de parketschavers, zo groot door het hoge standpunt vanwaar je neerkijkt op de drie figuren die, op hun knieën, de lange houten vloerplanken afschaven. Zon schijnt in de lege kamer naar binnen, het moet er warm zijn want de mannen hebben hun hemd uitgetrokken, Caillebotte schildert ze in actie als waren zij antieke helden op een historiestuk. Maar dat mocht niet helpen, de jury van de officiële Parijse Salon van 1875 weigert het doek: te vulgair, te realistisch en op een wel erg ongewone manier gezien. Eerlijke arbeid in de natuur en maaiers op het veld konden hen bekoren, maar arbeiders aan het werk in de stad, en dan nog wel halfnaakt: dat was voor die tijd onaanvaardbaar.

Inzoomen op de wereld van planten

Aan de Lindengracht in Amsterdam, waar het beeld staat van schoolmeester Theo Thijssen, schrijver van “Kees de jongen”, is een mooie fototentoonstelling over de natuur; over de soms geheimzinnige plantenwereld. Als je de hoge, witte ruimte van de Kahmann Gallery binnenloopt trekken Paul den Hollanders grote plantenvormen meteen je aandacht. Pluizige bollen aan kale stelen, een groepje kleine paddestoeltjes zijn herkenbaar, maar de gefotografeerde planten lijken onaards en van binnenuit kleuren en licht uit te stralen, licht waarvan je niet begrijpt waar het vandaan komt. Vertrouwde plantvormen lijken buitenaardse verschijnselen, bijna niet echt.

Onwerkelijk lichtgevend

Den Hollander, die bekend werd met zijn serie “Moments in Time”, maakt de laatste jaren niet alleen detailfoto’s (opgeblazen tot groot formaat een krachtig teken) van de natuur in zijn tuin; de zichtbare verschijning van de plantenwereld, maar fotografeert ook het normaal onzichtbare elektromagnetische energieveld van de planten. “The Luminous Garden” heet deze serie. Hiervoor werkt hij met de Kirlianfotografie; objecten worden aan een elektrisch veld blootgesteld, aanwezige gasmoleculen ioniseren, daardoor ontstaan rondom het object zichtbare kleurige ontladingen. Gefotografeerd lijkt het object onwerkelijk en lichtgevend, vandaar dat het resultaat vaak met aurafotografie wordt verward.

Karel Bönnekamp

Het is een wereld die je je nauwelijks meer kunt voorstellen. Want nu loopt iedereen met een mobieltje met camera rond, en nieuws en foto’s van een gebeurtenis verspreiden zich razendsnel. Achtergrondinformatie komt tegenwoordig van de mensen in de straat, nog eerder dan van professionele nieuwsjagers. Moeilijk je te realiseren dat het ooit anders was; dat mensen leefden in een stad waar hele wijken waren afgesloten, en waar je die wijk slechts op twee plekken in of uit kon. 

De geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog lijkt voor ons, ruim zestig jaar later, bekend, toch is het verbijsterend foto’s van de bezetting en de Jodenvervolging te zien; beelden van het dagelijks leven toen in Amsterdam. Verbijsterend dat het dezelfde stad was als waar ik nu doorheen fiets; ik zie foto’s van een stad met veranderde straatnamen ‒ in 1942 heette de Sarphatistraat “Muiderschans”, en stond er bij de ingang van het Oosterpark een bord “Verboden voor Joden”, net als bij de markt op de Albert Cuypstraat.

Verdekt opgesteld

In een vitrine van het Verzetsmuseum staat de camera waarmee Karel Bönnekamp fotografeerde, een Agfa Karat 6.3. Hij had ’m gekocht toen zijn eerste kind was geboren, en hij ontwikkelde zich in de loop der tijd tot een gedreven amateurfotograaf. In de oorlogsjaren werkte hij voor de landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers, en fietste daarvoor de hele stad door. Overal waar hij kwam maakte hij foto’s van alles wat hem opviel en wat hem niet aanstond aan de Duitse bezetting.