Carina Nods

Carina NodsCarina Nods werkte jarenlang als vormgever en tekstcorrector voor Intermediair, en schreef voor dit weekblad en andere media over beeldende kunst. Voor PhotonMagazine schrijft zij vanuit een persoonlijke beleving over fotografie in het dagelijks leven.
Stuur Carina een e-mail.

Joseph Nicéphore Niépce

Rond 1500 gaf Leonardo da Vinci al een uitvoerige beschrijving van de camera obscura, maar het was een teruggetrokken levende uitvinder uit een Frans dorpje die als eerste een afbeelding op lichtgevoelig papier wist vast te leggen. Nicéphore Niépce maakte in 1816 vanuit zijn werkkamer de eerste foto van de wereld.

Om twaalf uur ’s middags is het bijna helemaal stil in Saint-Loup-de-Varennes, een dorp een paar kilometer voorbij Chalon-sur-Saône langs de route nationale naar Lyon. Ook in kleur is het een verstilde plek; de ongeplaveide paden, de oude waterput, de muren en daken van de huizen hebben allemaal dezelfde tint.
Het enige leven speelt zich af in het wegrestaurant, waar stevige vrachtwagenbestuurders in afwachting van hun lunch schijven stokbrood verkruimelen. Niemand kijkt naar de kleurige bloemen op tafel. Aan de overkant, dwars op de weg en verscholen achter een bemoste muur en bomen, staat een twee verdiepingen hoog landhuis, met erkerramen in het puntdak en een in later tijden bijgebouwd torentje. Het doodlopende straatje aan de achterkant van het huis is genoemd naar de vroegere bewoner: rue Nicéphore Niépce.

De zomer van de zwart-wit fotografie in Amsterdam

Emmy Andriesse in het Van Gogh Museum, Dirk de Herder in de Eduard Planting Gallery en Ed van der Elsken in het Stadsarchief.

Emmy Andriesse fotografeerde de wereld van schilder Vincent van Gogh

In het Van Gogh Museum, waar honderden buitenlandse toeristen zich verdringen voor het werk van de schilder, zijn nu de foto’s te zien die Emmy Andriesse (1914-1953) maakte in de sfeer van Van Goghs schilderijen.
In 1951 werd haar gevraagd de wereld van Van Gogh te fotograferen, zij reisde daarvoor naar Frankrijk, naar Auvers-sur-Oise in de buurt van Parijs waar Van Gogh stierf, en naar het zuiden, naar Arles en Saint-Rémy-de-Provence waar hij werkte.
Emmy Andriesse is een van de belangrijke fotografen van de eerste helft van de twintigste eeuw, zij is bekend van die indringende afbeeldingen uit de Hongerwinter, en vooral van de foto die het symbool van die periode werd: het jongetje met het pannetje. Het is honderd jaar geleden dat zij werd geboren: een mooie gelegenheid voor het Van Gogh Museum nu haar foto’s uit de collectie te tonen.

Tastbare beelden en fotografische beelden

Om een beeldhouwwerk kun je heen lopen en er van alle kanten naar kijken, maar op een foto zien we alleen het beeld dat de fotograaf bepaalde. Vergelijk op de tentoonstelling Brancusi, Rosso, Man Ray ‒ Framing Sculpture [1]  de beelden met de foto’s: een nieuwe manier van kijken naar sculpturen, via de fotografie van de beeldhouwers zelf.

Aan het begin van de vorige eeuw werkten in Parijs drie beeldhouwers die niet alleen ruimtelijke beelden maakten, maar ook fotografische beelden. De Italiaan Medardo Rosso was eind negentiende eeuw naar Parijs gekomen, Constantin Brancusi kwam daar in 1904 lopend vanuit Roemenië aan, en de Amerikaanse kunstenaar Man Ray, later vooral beroemd als fotograaf, reisde in 1921 naar de Franse hoofdstad, toen het levendige hart van de kunstwereld. Museum Boijmans Van Beuningen toont nu “Brancusi, Rosso, Man Ray ‒ Framing Sculpture”, een schitterende tentoonstelling waar de beelden en fotografie van deze drie kunstenaars voor het eerst naast elkaar kunnen worden vergeleken.

William Klein

De foto’s die ik tijdens de persconferentie in Foam had gemaakt bleken later zo bewogen en onscherp, dat ik er niets over durfde vertellen en helemaal niemand iets liet zien.

Pas nadat ik ook de mooie catalogus had gelezen, leken die persoonlijke foto’s eigenlijk wel te passen bij het onderwerp, bij de hoofdpersoon: de legendarische fotograaf, designer en filmer William Klein. Dat klinkt erg hoogmoedig, maar ik durf het te zeggen nadat ik die vriendelijke man daar zo ontspannen en zonder een spoor van opscheppen en interessant-doenerij hoorde praten. Vertellen hoe hij begon, zo’n zestig jaar geleden. Hij was vierentwintig, en werkte voornamelijk als vrij schilder, was heel erg geïnteresseerd in design, in fotografie en grafisch ontwerpen, maar, in zijn eigen woorden: “not very experienced with photography”.

In de zaal waar de persconferentie plaatsvond en waar tientallen fotografen, journalisten en museummedewerkers hun hals rekten om een glimp en enkele woorden van de klassieke experimentele meester op te vangen, zijn de wanden bedekt met metershoge afdrukken van contactsheets, voorzien van kaders, strepen en krachtige doorhalingen.
Ter decoratie van de persconferentie, dacht ik eerst. Om ons, de jongere generatie, te laten zien hoe dat vroeger ging, in dat tijdperk vóór de digitale fotografie: om niet meteen alles af te drukken, kiest de fotograaf op de contactsheets de beste opnamen.

Werelden ontdekken

De herontdekking van de wereld in het mooiste museum van Amsterdam; een boek over straatjongens; en de Sjtetl van Antwerpen.

Huis Marseille, de herontdekking van de wereld

De hoge deur zwaait joyeus open, alsof daarachter iemand op mijn binnenkomst wacht. Van de entree loop je ongemerkt het nieuwe gedeelte binnen van Huis Marseille: het pand ernaast is erbij getrokken. Prachtig gerestaureerde ruimten, zelfs als er niets in staat, niets te zien zou zijn, is Huis Marseille nu helemáál het mooiste museum van Amsterdam.

In de twee aan elkaar verbonden grachtenpanden is de grote openingstentoonstelling “De herontdekking van de wereld” te zien, fotografie van Nederlandse kunstenaars tussen de twintig en veertig, opgegroeid in een tijd waarin alles tot in de verste uithoeken van de wereld op alle momenten wordt vastgelegd, want iedereen maakt foto’s en filmpjes.

De geest van de plek

Fotograferen hoe een plek aanvoelt, in plaats van hoe een plek eruitziet, dat is wat Stephen Gill doet in een wijk in Oost-Londen.
Koos Breukel en Roy Villevoye portretteerden de inwoners van een geïsoleerd dorpje op Nieuw Guinea, drie dagen varen ver het regenwoud in.

Als je in de grote zaal beneden naar rechts kijkt, krijg je een heel andere indruk dan bij een eerste blik naar links. Misschien dat daarom bijna iedereen op de ijzeren treden van de entree blijft staan om de lange tekst te lezen waarin fotograaf Stephen Gill over zijn werkwijze vertelt. In zijn grote overzichtsexpositie zien we werk van ruim vijftien jaar, gemaakt in de Londense wijk Hackney. Als een objectieve observator legde Gill het leven in Hackney vast.

Fotografie langs de Amsterdamse grachten

Een langzame schemering daalt neer over de stad. De auto’s op de gracht hebben al hun te felle koplampen aan, maar ik fiets nog zonder licht. Het is nog láng geen avond, en als je langs de bomen omhoog kijkt zie je dat het niet eens echt donker is; ook de straatlantaarns branden nog niet. Met mijn kleine cameraatje kan ik zonder probleem en hinderlijke flits een foto maken.
Maar ik fiéts al door een foto, realiseer ik me, hier op de Amsterdamse Prinsengracht, die velen alleen van foto’s kennen. Of van een schilderij. Al die van elkaar verschillende grachtenhuizen, auto’s geparkeerd langs het water, de zachte bogen van een door lampjes verlichte brug. Aan de overkant is een heel stuk gracht leeg en kaal – alle bomen daar zijn verhuisd. Er wordt aan de kaden en het wegdek gewerkt, en als ik de grote graafmachine wegdenk, herken ik de gracht zoals je die op een zeventiende-eeuws schilderij ziet, een lege kade, geen hoge bomen of woonboten, en vooral: geen auto’s.

Dit jaar wordt er veel gevierd in Amsterdam: na tien jaar gaat het Rijksmuseum weer open, het Concertgebouw staat er al honderdvijfentwintig jaar, en vierhonderd jaar geleden werd met de bouw van de grachtengordel begonnen. En ik fiets fluitend langs die grachten, als ik kon fluiten tenminste. Meer dromend eigenlijk, half neuriënd slinger ik om auto’s en toeristen heen, en denk aan vroegere avondwandelingen met mijn grootvader die, stevig voortstappend, de handen op de rug, ons eindeloos verhalen vertelde over al die verschillende soorten gevels, en de geschiedenis van de grachtenhuizen.
Het mooie is dat er nu zo veel panden als museum zijn te bezoeken, en, nog mooier, dat er op de Keizersgracht op loopafstand van elkaar zelfs twee serieuze fotografie-musea in prachtige panden huizen. Soms geniet ik er meer van interieur en grachtentuin dan van het daar geëxposeerde, maar dat is een geheim.

Gustave Caillebotte

Zijn tijdgenoten vonden Caillebotte’s schilderijen te veel op foto’s lijken, maar met zijn spannende uitsneden en extreme perspectieven was hij zijn tijd ver vooruit. Zijn manier van kijken komt pas decennia later voor in het werk van avant-garde fotografen als Man Ray, László Moholy-Nagy en André Kertész.

Caillebotte’s misschien wel bekendste schilderij is veel minder groot dan ik me had voorgesteld. Op reproducties lijkt ‘Les raboteurs de parquet’, de parketschavers, zo groot door het hoge standpunt vanwaar je neerkijkt op de drie figuren die, op hun knieën, de lange houten vloerplanken afschaven. Zon schijnt in de lege kamer naar binnen, het moet er warm zijn want de mannen hebben hun hemd uitgetrokken, Caillebotte schildert ze in actie als waren zij antieke helden op een historiestuk. Maar dat mocht niet helpen, de jury van de officiële Parijse Salon van 1875 weigert het doek: te vulgair, te realistisch en op een wel erg ongewone manier gezien. Eerlijke arbeid in de natuur en maaiers op het veld konden hen bekoren, maar arbeiders aan het werk in de stad, en dan nog wel halfnaakt: dat was voor die tijd onaanvaardbaar.

Claude Vanheye en Frits Gerritsen

Famous popstars in Amsterdam

Een fotograaf zei me eens dat een portret pas interessant is als je aan de geportretteerde kunt zien hoe hij of zij geleefd heeft, wat voor vak ze hebben, wat voor mens ze zijn. En net als bij een echte ontmoeting weet je, als je naar een portret kijkt, meteen of je iemand mooi of aardig vindt. De foto kan ook intrigerend zijn door de omgeving om iemand heen, en, als we meer informatie krijgen, zeg maar een verhaal erbij, zijn we geneigd milder te oordelen en meer belangstelling op te brengen. Maar vind je een foto ook goed omdat er een beroemde popstar op staat?

In een rommelwinkeltje in de Jordaan zag ik een foto van een jongen met afro-kapsel, en een keurig jasje met dubbele rij knopen. Leuke foto, in zwart-wit, genomen daar in de buurt bij de Lauriergracht, op de hoek van een straatje vol met geparkeerde auto’s langs het smalle trottoir. Aan die auto’s zie je dat het een foto van jaren geleden is, en eigenlijk ook wel aan de wat verlegen kijkende jongeman, in wie je de heel jonge en toen nog onbekende Michael Jackson kunt herkennen.

Inzoomen op de wereld van planten

Aan de Lindengracht in Amsterdam, waar het beeld staat van schoolmeester Theo Thijssen, schrijver van “Kees de jongen”, is een mooie fototentoonstelling over de natuur; over de soms geheimzinnige plantenwereld. Als je de hoge, witte ruimte van de Kahmann Gallery binnenloopt trekken Paul den Hollanders grote plantenvormen meteen je aandacht. Pluizige bollen aan kale stelen, een groepje kleine paddestoeltjes zijn herkenbaar, maar de gefotografeerde planten lijken onaards en van binnenuit kleuren en licht uit te stralen, licht waarvan je niet begrijpt waar het vandaan komt. Vertrouwde plantvormen lijken buitenaardse verschijnselen, bijna niet echt.

Onwerkelijk lichtgevend

Den Hollander, die bekend werd met zijn serie “Moments in Time”, maakt de laatste jaren niet alleen detailfoto’s (opgeblazen tot groot formaat een krachtig teken) van de natuur in zijn tuin; de zichtbare verschijning van de plantenwereld, maar fotografeert ook het normaal onzichtbare elektromagnetische energieveld van de planten. “The Luminous Garden” heet deze serie. Hiervoor werkt hij met de Kirlianfotografie; objecten worden aan een elektrisch veld blootgesteld, aanwezige gasmoleculen ioniseren, daardoor ontstaan rondom het object zichtbare kleurige ontladingen. Gefotografeerd lijkt het object onwerkelijk en lichtgevend, vandaar dat het resultaat vaak met aurafotografie wordt verward.

Karel Bönnekamp

Het is een wereld die je je nauwelijks meer kunt voorstellen. Want nu loopt iedereen met een mobieltje met camera rond, en nieuws en foto’s van een gebeurtenis verspreiden zich razendsnel. Achtergrondinformatie komt tegenwoordig van de mensen in de straat, nog eerder dan van professionele nieuwsjagers. Moeilijk je te realiseren dat het ooit anders was; dat mensen leefden in een stad waar hele wijken waren afgesloten, en waar je die wijk slechts op twee plekken in of uit kon. 

De geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog lijkt voor ons, ruim zestig jaar later, bekend, toch is het verbijsterend foto’s van de bezetting en de Jodenvervolging te zien; beelden van het dagelijks leven toen in Amsterdam. Verbijsterend dat het dezelfde stad was als waar ik nu doorheen fiets; ik zie foto’s van een stad met veranderde straatnamen ‒ in 1942 heette de Sarphatistraat “Muiderschans”, en stond er bij de ingang van het Oosterpark een bord “Verboden voor Joden”, net als bij de markt op de Albert Cuypstraat.

Verdekt opgesteld

In een vitrine van het Verzetsmuseum staat de camera waarmee Karel Bönnekamp fotografeerde, een Agfa Karat 6.3. Hij had ’m gekocht toen zijn eerste kind was geboren, en hij ontwikkelde zich in de loop der tijd tot een gedreven amateurfotograaf. In de oorlogsjaren werkte hij voor de landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers, en fietste daarvoor de hele stad door. Overal waar hij kwam maakte hij foto’s van alles wat hem opviel en wat hem niet aanstond aan de Duitse bezetting.

Rena Effendi

Een enorme tegenstelling: de ramen in de galerie geven een blik op een winterse Amsterdamse gracht met statige panden aan de overkant, binnen aan de muren hangen foto’s van verweesde landschappen waar het leven overheen raasde. Kinderen spelend in afbraakpanden, in haastig opgetrokken en alweer vervallen industriële gebouwen, tussen een wirwar van buizen.
Op een uitgestrekte watervlakte drijft een schoen en andere verloren, ondefinieerbare voorwerpen; vuilnis, industrieel afval, een gasmasker, alles volkomen bedekt met een grijsbruine modderdikke olielaag. Het lijkt een afgietsel van een landschap, of zoals een met chocoladesaus overgoten taart eruit kan zien. Het is op een vreemde manier een fascinerend mooi beeld, als het niet vooral ook zo treurig was.

Licht en sfeer

De Azerbeidzjaanse fotografe Rena Effendi (1977) groeide op in Bakoe, en maakte bewust de laatste jaren van het communistische regime mee. Haar ouders werden beschouwd als dissidenten, haar vader was wetenschapper, hij verzamelde zeldzame vlinders maar werd belemmerd in zijn werk aan het entomologisch instituut. Rena begon de wereld om zich heen te fotograferen, de stad Bakoe waar zij opgroeide, hoe de aanleg van de oliepijplijnen en de industrie die dat meebracht het dagelijks leven en landschap beïnvloedden.
Rena Effendi fotografeert met twee klassieke camera’s, waarbij ze de belichting met de hand moet instellen. Het is of je de rust die je daarvoor nodig hebt afleest aan het prachtige licht en de sfeer op haar foto’s: zij onthult de mooie kant van een desolate wereld.
Op de tentoonstelling hangen afbeeldingen van de zeldzame vlinders die haar vader verzamelde tussen haar foto’s van het vervuilde milieu in de landen langs de oliepijplijn, om te benadrukken dat die vlinders óók horen bij het oorspronkelijk prachtige landschap. Rena Effendi is bewust op zoek naar ‘de schoonheid van de misère’.

Christian Boltanski

Het werk in de donkere kamer was tot voor kort voor fotografen het lastigste aspect van hun vak. De film ontwikkelen – mag niet misgaan! – waarop alle belangrijke opnamen, dan de lange stroken diapositieve film tegen het licht houden, het juiste beeld selecteren en uiteindelijk de afdrukken maken. Een spannend proces. Voor alle anderen, niet-ingewijden, had de ‘donkere kamer’ – ‘doka’ zoals ze ’m noemden – iets magisch, alleen al door dat geheimzinnige rode licht waarbij je toch alles kon zien. In de doka komen beelden van verre reizen te voorschijn, of het gezicht van iemand die je ooit ontmoette, scherper dan in je herinnering.

Dat is natuurlijk romantisch gemijmer; de digitaal werkende vakfotograaf van nu kan zich niet meer voorstellen dat je niet alles letterlijk zelf in de hand kunt houden. Je hebt nu alleen een fijne platte laptop erbij; de grote belichtingskokers en ontwikkelbakken kunnen naar het museum. Nooit meer nachten doorwerken in de donkere kamer na een zware dag fotograferen; niet meer heen en weer rijden naar het ontwikkellaboratorium, in spanning of de dia’s zijn gelukt.
Hoe het allemaal begon, hoe de eerste foto’s gemaakt werden meer dan honderdtachtig jaar geleden, is nu te zien op een permanente tentoonstelling in het Fotomuseum in Rotterdam.

Samuel Leiter en Dana Lixenberg

New York Reflections

‘Ik ga naar buiten met mijn camera… niet echt naar iets op zoek… ik loop gewoon rond, de Fransen hebben er een naam voor: als een flaneur…’ Fotograaf  Saul Leiter vertelt.

Het was net of ik bij hem op bezoek kwam. Een paar treetjes af in het museum, en daar in die expositiezaal klinkt zijn stem, die op ontspannen verteltoon over zijn fotografie praat. En over hoe hij ook altijd schilderde.
Saul Leiter (nu 88 jaar) is gefilmd in zijn atelier in New York, hij zit midden in een overvolle ruimte, overal stapels boeken en mappen met foto’s, tekeningen en gouaches, kleurige schilderijtjes aan de muur. Hij zit aan zijn met verfpotten en papier overdekte werktafel en tekent met een waterverfpenseel in een boekje, al vertellend, grinnikend om zichzelf, om zijn verhalen en manier van leven.

Snapshot - Schilders en fotografie

Gisteren kreeg ik een klein handzaam cameraatje (een Canon, voor de liefhebbers), om bijna ongemerkt mee te nemen, onderweg mooie beelden op te slaan, of foto’s van de omgeving, familie en vrienden te maken.
PowerShot heet-ie, en dat geeft me het gevoel dat ik nu écht zonder al te veel denken aan de techniek de macht heb mijn herinneringen vast te leggen, onbeperkt en zonder al die rompslomp van ontwikkelen, afdrukken en foto’s inplakken. Al de echte fotografen om me heen sjouwen met cameratassen en die toch wel zware lenzen, geheimzinnige bezweringsformules mompelend over pixels, resoluties en iso-waarden. Dat laat ik altijd graag aan ze over; en dan zeggen ze: ‘Kijk eens, dit cameraatje is écht iets voor jou, hoef je alleen maar in- of uit te zoomen!’ Maar, nu we het daarover hebben, in geval van nood of carnaval vieren zouden de heren ’m trouwens  zelf graag eens gebruiken…

Houten kistje

Eind negentiende eeuw dachten ze ook al aan power bij de eerste eenvoudig te bedienen fototoestellen die amateurs de kans gaven momentopnamen te maken. Bull’s eye heet de eerste Kodak boxcamera. In het Van Gogh Museum staat nu een ontroerend onschuldig uitziend houten kistje in de vitrine. Met mijn powershotje maak ik er een foto van. Fel flitslicht reflecteert in de vitrine. Powershot denkt zelf, en ik heb nog niet z’n hele handleiding gelezen, moet ik nu beschaamd toegeven. Er is een knopje om hem mijn wil op te leggen.